zaterdag 7 augustus 2010

Gevulde aubergine

2 grote Aubergines

4 el olijfolie

2 grote uien

1 rode paprika

1 teentje knoflook

2 dl tomatensap

snuifje korianderpoeder ((ketoembar))

snuifje komijnpoeder ((djinten))

zout & peper

verse peterselie

1 el geroosterde pijnboompit

Bereidingswijze

Verwarm de oven voor op 200 graden.

Snijd de aubergines dwars doormidden en kerf het vruchtvlees een paar keer in. Verwarm 2 eetlepels olie in een koekepan en bak hierin de aubergines zachtjes, met de platte kant naar beneden, gedurende vijf minuten. Leg ze dan met de platte kant naar boven in een ingevette ovenschaal.

Snijd de uien een keer dwars doormidden en dan in smalle reepjes. Snijd ook de paprika in dunne reepjes. Bak de uien en paprika in de koekepan in 2 eetlepels olie zachtjes goudbruin. Pers de knoflook er boven uit. Giet het tomatensap erbij met het koriandeerpoeder en komijnpoeder en laat dit circa 7 minuten zachtjes inkoken. Breng het op smaak met zout en peper. Eventueel geroosterde pijnboompitjes toevoegen.

Verdeel het ui-mengsel over de 4 halve aubergines en zet de ovenschaal 30 minuten in de oven. Hak de peterselie fijn en verdeel dit over de gare aubergines.

Serveer met rijst.

Gevulde aubergine

Voor personen: 4



2 grote Aubergines

4 el olijfolie

2 grote uien

1 rode paprika

1 teentje knoflook

2 dl tomatensap

snuifje korianderpoeder ((ketoembar))

snuifje komijnpoeder ((djinten))

zout & peper

verse peterselie

1 el geroosterde pijnboompit

Bereidingswijze

Verwarm de oven voor op 200 graden.

Snijd de aubergines dwars doormidden en kerf het vruchtvlees een paar keer in. Verwarm 2 eetlepels olie in een koekepan en bak hierin de aubergines zachtjes, met de platte kant naar beneden, gedurende vijf minuten. Leg ze dan met de platte kant naar boven in een ingevette ovenschaal.

Snijd de uien een keer dwars doormidden en dan in smalle reepjes. Snijd ook de paprika in dunne reepjes. Bak de uien en paprika in de koekepan in 2 eetlepels olie zachtjes goudbruin. Pers de knoflook er boven uit. Giet het tomatensap erbij met het koriandeerpoeder en komijnpoeder en laat dit circa 7 minuten zachtjes inkoken. Breng het op smaak met zout en peper. Eventueel geroosterde pijnboompitjes toevoegen.

Verdeel het ui-mengsel over de 4 halve aubergines en zet de ovenschaal 30 minuten in de oven. Hak de peterselie fijn en verdeel dit over de gare aubergines.

Serveer met rijst.

Waarom vegetarisch?

*Voor je gezondheid

Je bent wat je eet... Het is een gezegde dat misschien wel letterlijker kan worden genomen dan we denken. Wat we eten wordt werkelijk een deel van onszelf. Voedsel bevat de bouwstenen voor ons lichaam : water, eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen en mineralen verzekeren onze groei en het onderhoud van onze lichaamsweefsels. Ze zijn tevens van essentieel belang voor het goed functioneren van onze cellen. Bovendien staat het bijna zo goed als vast dat onze emoties en gedachten ook beïnvloed kunnen worden door een aantal biochemische reacties binnenin onze hersenen. In dit opzicht is de invloed die onze voedselkeuze maakt op ons lichamelijk en geestelijk welzijn niet te onderschatten.




"Laat uw voedsel uw medicijn zijn en uw medicijn uw voedsel". Deze beroemde woorden van Hypocrates, de vader van de geneeskunde, herinneren ons eraan dat in het verleden voeding en medicatie nauwer met elkaar verbonden waren dan vandaag het geval is. Momenteel besteden westerse artsen slechts enkele uren van hun studie in de geneeskunde aan voeding en de mogelijke verbanden met de ontwikkeling van bepaalde aandoeningen. Artsen zijn erop getraind om veel meer aandacht te schenken aan het bestrijden van symptomen dan aan het zoeken naar de onderliggende oorzaken van een ziekte.



"Hoewel we dénken dat we er één zijn en ons gedragen alsof we er één zijn, zijn mensen van nature geen carnivoren. De dieren die we doden om op te eten, worden ons vroeg of laat fataal, want hun vlees dat cholesterol en verzadigde vetten bevat is eigenlijk niet geschikt voor menselijke consumptie. Mensen zijn van nature herbivoren."

(William C. Roberts, MD, hoofdredacteur van het 'American Journal of Cardiology')





"Wetenschappelijke gegevens wijzen op een positief verband tussen een vegetarisch voedingspatroon en een lager risiko op verschillende chronische degeneratieve ziektes en aandoeningen, inclusief zwaarlijvigheid, hart en vaatziekten, hypertensie, suikerziekte en sommige kankers.

Om volwaardig te zijn moet een vegetarisch voedingspatroon degelijk gepland worden, net zoals om het even welke andere voedingswijze."1

Een vegetarisch eetpatroon is mogelijks gezonder dan het traditionele eetpatroon waarmee de meesten onder ons grootgebracht werden. Onderzoek in de voorbije twintig jaar heeft duidelijk de voordelen van vegetarische voeding aangetoond en dit zowel om bepaalde aandoeningen te voorkomen als om ze te helpen behandelen. Hiertoe behoren cardiovasculaire aandoeningen, kanker, zwaarlijvigheid en suikerziekte. Bovendien hebben vegetariërs een lager risiko op galstenen2 en constipatie3. Er bestaan zwakke tot redelijke aanwijzingen dat vegetariers minder kans zouden hebben om osteoporose4, diverticulose5, nierstenen6, appendicitis7, Alzheimer8, caries9 en tanderosie10 te ontwikkelen. Sommige studies tonen ook aan dat astma en allergieën minder voorkomen bij vegetariërs11. Bij astmapatienten zou een veganistisch dieet zelfs de nood aan medicatie en de intensiteit en frequentie van de aanvallen kunnen doen afnemen12.



Vegetarisme en hart- en vaatziekten

Elk jaar sterven vier miljoen Europeanen, waarvan achthonderdduizend jonger dan 65 jaar, aan de gevolgen van hart- en vaatziekten (HVZ)13. Bovendien krijgen heel wat mensen een infarkt of een beroerte zonder dodelijke afloop. In België zijn HVZ de hoofdoorzaak van overlijden; 40 % van de sterfgevallen is hieraan te wijten14.



Hoewel er ook een verband bestaat tussen HVZ en genetische en omgevingsfaktoren, blijkt uit sommige studies dat het voedingspatroon een veel grotere rol speelt dan tot nu toe gedacht15.



Voedingsgewoonten die leiden tot een verhoogd cholesterolgehalte in het bloed spelen een cruciale rol bij het risiko op HVZ. Zonder deze factor hebben andere factoren zoals hoge bloeddruk, roken, weinig beweging en diabetes een eerder kleine impact16.



De meeste studies hebben bevestigd dat verzadigde vetten, transvetzuren, voedingscholesterol en dierlijke eiwitten het cholesterol in het bloed doen stijgen17. Voedingscholesterol is voornamelijk aanwezig in dierlijke voeding maar zo goed als afwezig in plantaardige voeding.



Uit een aantal studies blijkt dat vegetariërs een veel lager risico op HVZ hebben in vergelijking met niet-vegetariërs18. Omdat een vegetarische levenswijze hand in hand gaat met een lager cholesterolgehalte19, een lagere bloeddruk20, een verlaagde kans op overgewicht21 en een kleiner risico op diabetes mellitus type II22 (de belangrijkste factoren voor HVZ) kan een dergelijk voedingspatroon een goede hulp zijn in het bestrijden van HVZ23.



Cholesterol

Cholesterol is een wasachtige stof die nodig is voor de aanmaak van hormonen, celmembranen enz. Een deel van deze cholesterol wordt aangemaakt in de lever; de rest wordt opgenomen uit dierlijke producten. Cholesterol wordt in het bloed vervoerd door eiwitten. Het complex dat hierbij ontstaat noemt men lipoproteïne. Cholesterol die deel uitmaakt van Lage Densiteit Lipoproteïnen (LDL-cholesterol) is de "slechte cholesterol", aangezien deze in de cellen wordt opgeslagen en de aderwanden kan vernauwen, wat kan leiden tot hart- en vaatziekten. De cholesterol die deel uitmaakt van de Hoge Densiteit Lipoproteïnen (HDL-cholesterol) is de "goede" cholesterol, en beschermt tegen hart- en vaatziekten door cholesterol weg te voeren van de bloedvaten, waarna hij wordt afgebroken en uitgescheiden. Een verhoogd totaal cholesterolgehalte en een te hoge LDL/HDL-verhouding worden algemeen als ongunstig beschouwd.

Vegetariërs neigen tot een hoge consumptie van gunstige substanties die het risico op CHZ en kanker verminderen. Zo kan de hogere inname van vezels in vegetarische voeding bijdragen tot een lager cholesterolgehalte in het bloed24.



Plantaardige voeding is over het algemeen rijk aan antioxidanten: onder andere de vitaminen C en E, carotenen, flavonoiden en selenium, kunnen bescherming bieden tegen LDL-cholesterol oxidatie. Ook andere substanties in planten (fytochemicalïen) kunnen de ontwikkeling van kanker en hartziekten helpen voorkomen. Een voorbeeld zijn de terpenen in citrusvruchten en kruiden zoals dille en karwij.



Er bestaan afdoende bewijzen voor het feit dat een vegetarisch voedingspatroon niet alleen nuttig kan zijn om cardiovasculaire aandoeningen te voorkomen maar ook om ze te genezen25. De Amerikaanse arts Dean Ornish heeft in revolutionair onderzoek aangetoond dat vetarme vegetarische voeding de blokkade in sommige bloedvaten ongedaan kan maken. In bepaalde gevallen was het zelfs mogelijk om hartoperaties te voorkomen26. Critici op het werk van Ornish beweren dat zijn behandeling inderdaad lijkt te werken, maar dat niet van iedereen kan verwacht worden om z'n eetgewoonten zo drastisch aan te passen. Ornish : "Ik begrijp niet waarom het drastisch zou zijn om mensen te vragen goed gebalanceerd vegetarisch te eten, terwijl het medisch gezien gangbaar is om mensen open te snijden en hen voor de rest van hun leven cholesterolverlagende medicatie te laten innemen."



Vegetarisme en kanker

In 1990 telde de Europese Unie 837.000 doden ten gevolge van kanker en ongeveer 1.300.000 kankerdiagnoses27. In België is kanker de tweede grootste doodsoorzaak, verantwoordelijk voor 30% van de sterfgevallen28, met ongeveer 40.000 slachtoffers per jaar29.



Hoewel factoren zoals roken, genetische predisposite em omgevingsfactoren een belangrijke rol in het ontstaan van kanker, krijgt het belang van de voeding dagelijks meer nadruk. Niet alleen zou voeding een grote preventieve rol spelen, maar ook bij de behandeling van kanker zouden onze eetgewoonten van belang zijn. Meer dan 100 studies wereldwijd hebben aangetoond dat het eten van fruit en groenten het risiko op kanker kan verlagen30. Onder andere bij darm-, long-, borst- en prostaatkanker wordt er een verband gelegd met voedingsfactoren31. Een vegetarisch voedingspatroon werd al vaak gelinkt aan de preventie van sommige kankers32.



Vegetarisme en zwaarlijvigheid

Niet minder dan 30% van de Belgische bevolking heeft te kampen met overgewicht, en 11% is zwaarlijvig33. Men verwacht dat tegen het jaar 2030, 60% tot 70% van de Europeanen aan overgewicht, en 40% tot 50% aan zwaarlijvigheid zullen lijden34.



Chronische ziekten die met overgewicht en vooral zwaarlijvigheid geassocieerd worden zijn: hart- en vaatziekten, een hoge bloeddruk, dyslipidemie, diabetes mellitus type II, galstenen, slaapapneu, osteoartritis, vetgeassocieerde kankers (voornamelijk borst-, baarmoederlichaam-, eierstok-, prostaat-, dikke darm-, en galblaaskanker), enz.



Overgewicht en zwaarlijvigheid (O&Z) zijn het resultaat van een complexe en nog niet volledig begrepen wisselwerking tussen genetische, fysiologische, gedrags- en omgevingsfactoren35. Waar vroeger de grote meerderheid van de gevallen van O&Z aan genetische factoren werd toegeschreven, bedraagt dit vandaag nog grofweg een derde36. Voordat men de oorzaak van O&Z zoekt bij erfelijkheid of andere factoren, zou men er eerst en vooral een gezonde voeding moeten op nahouden.



Hoewel er zeker zwaarlijvige vegetariërs te vinden zijn, toont onderzoek aan dat deze aandoeningen veel minder voorkomen onder vegetariërs37. Eén studie die vegetariërs vergelijkt met omnivoren rapporteert dat het gemiddelde gewicht van de vegetariërs nadrukkelijk lager was dan dat van de omnivoren, maar dat het vegetarische voedingspatroon een stuk méér calorieën aanreikte dan het niet-vegetarische38. Wanneer de calorieën van complexe koolhydraten komen, kan men meer eten zonder aan gewicht te winnen. Andere studies leggen dan weer een verband met de hogere vezelinname en de lagere inname van dierlijke vetten en alcohol bij vegetariërs39. Ten slotte kunnen ook de grotere hoeveelheden groenten en fruit in de vegetarische voeding een rol spelen. Deze zijn goede bronnen van vitaminen en mineralen, die een overdreven verlangen naar voedsel kunnen tegengaan40.



Hoewel tot op vandaag vegetarische en omnivore afslankingsdiëten niet vergeleken werden, lijkt het erop dat een vleesloos voedingspatroon kan helpen bij het voorkomen van gewichtstoename. Eén studie vergeleek jongvolwassenen op een vermageringsdieet met die op een vegetarisch dieet en rapporteert dat deze laatsten hun voedingsgewoonten veel langer konden aanhouden dan zij die het conventione vermageringsdieet volgden41.



Vegetarisme en suikerziekte

Ongeveer 4% van de Europeanen en 10% van zij die ouder zijn dan 60, lijdt aan diabetes mellitus (DM)42 of suikerziekte. In België wordt het aantal diabetes-patiënten geschat op zo'n 400.000.



Van vegetarisme is al meermaals aangetoond dat het een belangrijke rol kan spelen in de preventie en behandeling van DM, vooral van DM type II, dat goed is voor 90% van de diabetesgevallen43. Vegetariërs lopen door hun voedingspatroon minder kans op zwaarlijvigheid, en bijgevolg ook op diabetes type II. Tal van studies geven ook aan dat een vegetarisch voedingspatroon met een laag vetgehalte een positieve invloed heeft op het verloop van de ziekte44, zelfs in die mate dat medicatie en insuline-injecties in vele gevallen overbodig worden45.



Voordelen van een vegetarisch voedingspatroon

De voordelen van een vegetarisch voedingspatroon voor de gezondheid, in vergelijking met dat van een alleseter, kunnen (toch gedeeltelijk) als volgt verklaard worden:



•De kwaliteit en hoeveelheid vetten46 die vegetariërs doorgaans gebruiken. Er bestaan sterke bewijzen dat een voedingspatroon met een laag vetgehalte, en dan vooral vegetarische voeding, het aantal natural killer cells in het bloed vermeerdert. Deze cellen maken deel uit van het immuunsysteem, en kunnen tumorcellen en bepaalde virussen helpen vernietigen47. Bevolkingsgroepen die minder vet gebruiken, tellen minder borstkankerdoden48. De invloed van erfelijkheidsfactoren in het onderzoek wordt vermeden d.m.v. migratiestudies49.

•De verhoogde inname van groenten en fruit bij vegetariërs, in vergelijking met de inname bij alleseters. De meeste groenten bevatten "beschermende stoffen", die bepaalde vormen van kanker kunnen helpen voorkomen50. Een voedingspatroon rijk aan groenten en fruit kan eveneens osteoporose voorkomen. Er is aangetoond dat een hoge inname van eiwitten, vooral dierlijke eiwitten, de opname van calcium in het lichaam vermindert. Bovendien zijn de meeste groenten en fruit uitstekende bronnen van kalium en magnesium, die botvriendelijke mineralen zijn51. Een voedingswijze rijk is aan kalium vermindert het calciumverlies52, vermoedelijk door de alkaline aard van kalium, in tegenstelling tot de hoge zuurvormende aard van bepaalde voeding, zoals vlees, vis en kaas.

•Plantaardige voeding bevat een aantal elementen en voedingsstoffen waarvan aangetoond is dat ze erg kankerwerend zijn, wat een verklaring kan zijn voor het minder voorkomen van kanker onder vegetariërs. Meer dan honderd studies naar eetgewoonten wereldwijd tonen aan dat een hoge consumptie van fruit en groenten het risico op kanker kan verlagen53.

•Vezels spelen een grote rol in de gezondheid van het darmstelsel. Ze binden schadelijke stoffen zoals galzuur en potentieel kankerverwekkende stoffen en transporteren hen vlugger uit de darmen54. Ze kunnen ook het oestrogeengehalte verlagen, wat borstkanker kan helpen voorkomen55. Het is eveneens bewezen dat een vezelrijk voedingspatroon kan beschermen tegen borst-, eierstok-, baarmoederslijmvlies-, en darmkanker56. Vezels worden enkel in plantaardig voedsel gevonden, en vegetariërs hebben een veel hogere vezelinname dan omnivoren57.

•Antioxidanten spelen een belangrijke rol in het verlagen van de kans op chronisch-degeneratieve ziekten58, zoals kanker en hartziekten59. Zo kan vitamine C beschermen tegen slokdarm-, maag-, en darmkanker60, door het neutraliseren van carcinogene stoffen. Bèta-caroteen zou kunnen beschermen tegen longkanker en andere kankers61. Ook selenium en vitamine E kunnen kanker helpen voorkomen, vermoedelijk door kankerverwekkende stoffen te ontgiften62.

•Onderzoek heeft aangetoond dat bepaalde stoffen in plantaardig voedsel, zoals vezels, plantaardige eiwitten, vitamine C en E, thiamine, riboflavine, calcium en kalium kunnen beschermen tegen Multiple Sclerose63.

•Naast deze voedingsstoffen, kunnen andere stoffen die in plantaardig voedsel gevonden worden (fytochemicaliën) helpen bij de preventie en behandeling van bepaalde soorten kanker. Tot de bekendste behoren de "fyto-oestrogenen", met inbegrip van isoflavonoïden zoals genestein (bv. In sojaproducten) en lignanen (aanwezig in granen en groenten).

Deze anti-carcinogene stoffen kunnen op verschillende manieren werken:

◦Ze gaan tumorvorming tegen door een verhoogde ontgifting en uitscheiding van schadelijke chemicaliën uit het lichaam. Tot deze groep behoren onder andere de coumarines - in wortelen, peterselie, pastinaak, selder, citrusvruchten - en de glucosinolaten en indolen, te vinden in kruisbloemige groenten zoals kool, spruiten, broccoli, bloemkool64.

Het is aangetoond dat kruisbloemige groenten kankerwerend zijn65:

■Ze vertragen de groei van kankercellen, door het voorkomen van oxidatieschade die mede verantwoordelijk is voor het ontstaan en de groei van carcinogenen. Ze verlagen ook de productie van vrije radicalen. Tot deze groep behoren sommige soorten terpenen (in karwijzaad, dille, groene koffiebonen, groene munt, essentiële oliën uit citrusvruchten, pompelmoes, zoethout en peulvruchten).

■Ze onderdrukken en blokkeren bepaalde kankerverwekkende factoren. Vele fyto-oestrogenen zijn sterke antioxidanten en kunnen carcinogene effecten van het menselijk oestrogeen blokkeren. In deze groep vinden we de isoflavonoïden en lignanen (te vinden in sojaproducten, zoethout, lijnzaad, linzen, volle granen en peulvruchten in het algemeen) en de fenolen (in noten, fruit en groenten in het algemeen, thee, graanproducten en sojabonen).

De andere kant van een op vlees gebaseerd voedingspatroon

Vlees bevat enkele waardevolle voedingsstoffen zoals eiwitten, ijzer en vitamine B12. Aan de andere kant bevat het ook een aantal andere stoffen die niet erg wenselijk zijn voor onze gezondheid. Bovendien kunnen de waardevolle voedingsstoffen net zo goed ergens anders worden teruggevonden.

Verschillende onderzoeken steunen de idee dat een voedingspatroon met een laag vetgehalte, dat rijk is aan vezels, zoals van verschillende fruit- en groentesoorten, volle granen en bonen, sterk bijdraagt tot een optimale gezondheid66. Zo'n voedingswijze speelt een cruciale rol bij de preventie van verschillende soorten kanker en hartziekten. Het ontstaan van bepaalde kankers, zoals darm-, long-, borst- en prostaatkanker, wordt vaak in verband gebracht met ons voedingspatroon67.



Talrijke studies hebben bewezen dat:



•Voedingscholesterol, die enkel gevonden wordt in dierlijke producten, de kans op darmkanker kan verhogen68. Vlees wordt nauwer in verband gebracht met darmkanker dan om het even welke andere factor69.

•Vlees en vis bevatten kankerverwekkende stoffen zoals heterocyclische amines, krachtige mutagenen die gevormd worden wanner vlees of vis gegrild of gekookt wordt op hoge temperaturen. Deze stoffen zijn in grote hoeveelheden aanwezig in de urine van mensen die vlees eten. Het is aangetoond dat ze actief zijn in het menselijk metabolisme. De heterocyclische amines kunnen een rol spelen in de ontwikkeling van long-70, borst-, darm- en pancreaskanker71.

•Er is matig tot sterk bewijs dat er een verband bestaat tussen de ontwikkeling van longkanker72, darmkanker73, prostaatkanker74, pancreaskanker75, borstkanker76, baarmoederkanker77, en de inname van vlees, dierlijk vet en dierlijke eiwitten.

•De consumptie van zuivelproducten kan de kans op eierstok-78 en prostaatkanker79 verhogen.

•Het lijkt er op dat een groter aantal mutagenen aanwezig is in het darmstelsel van alleseters80.

•Het (heem) ijzer dat aanwezig is in vlees komt in het lichaam terecht of het nodig is of niet, en ondergaat niet hetzelfde proces als het natuurlijk proces in onze darmen dat ijzer uit plantaardige voeding (niet-heem ijzer) ondergaat81. Studies hebben aangetoond dat grote hoeveelheden ijzer in ons lichaam kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van degeneratieve ziekten zoals kanker en hartziekten82.

•Dierlijke producten lijken niet echt botvriendelijk. Vlees en dierlijk eiwit in het algemeen hebben een zuurvormend effect in ons lichaam83. Gelukkig heeft het lichaam een aantal manieren om dit zuur te neutraliseren. Een van deze middelen leidt tot het onttrekken van calcium uit de botten. Onderzoekers hebben aangetoond dat, als er acidose (zuurvorming) gevormd wordt in de bloedbanen van een persoon, deze drie maal zoveel calcium verliest als in normale omstandigheden84. Het hoger gehalte aan zwavelhoudende aminozuren in dierlijke eiwitten85 is vermoedelijk de belangrijkste factor voor acidose. Bovendien draagt het hoge fosforgehalte in vlees en tot op zekere hoogte ook in melk bij tot een groter calciumonevenwicht.

•De inname van dierlijke vetten kan leiden tot aggregatie van bloedcellen, met een vertraagde bloedcirculatie tot gevolg. Dit kan dan weer leiden tot een slechte zuurstoftoevoer naar bepaalde lichaamsweefsels, waaronder ook de hersenen86. Studies hebben aangetoond dat Multiple Sclerose minder voorkomt in overwegend vegetarische bevolkingsgroepen en verband zou houden met de inname van verzadigde vetten87.



Schadelijk stoffen uit het milieu

Ons milieu is zwaar aangetast door een aantal chemische stoffen en zware metalen, waarvan de schadelijke invloed op onze gezondheid is aangetoond. Zelfs een beperkte aantasting met chemicaliën die zich hebben opgestapeld in levende organismen, kan leiden tot een zeer hoge graad van besmetting in de lichaamsweefsels van dieren88. Om een voorbeeld te geven: in een biologisch milieu in het Ontario-meer (VS) accumuleren kleine waterorganismen zoals algen, PCB's - een endocrien verstorend organochlorine - in concentraties die honderden keren hoger liggen dan in het omringende water. Vissen die de algen eten, accumuleren nog grotere hoeveelheden, en roofvogels zoals zilvermeeuwen die aan de top van de voedselketen vis eten, krijgen de grootste hoeveelheden binnen. Het niveau van PCBs in hun eieren kan tot 25 miljoen keer hoger liggen dan het oorspronkelijke niveau in het water89. Mensen, die aan de top van de voedselketen staan (door de consumptie van koeienvlees, varkensvlees, kip, vis, melk, kaas, en eieren), kunnen nog hogere concentraties van deze biologische accumulatieve stoffen vertonen dan de dieren die ze eten.



Andere schadelijke stoffen

Verder kunnen in vlees soms ook resten van antibiotica gevonden worden. Wanneer deze door het menselijk lichaam worden opgenomen, is het effect alsof we ze zelf direct innemen. Overdosissen antibiotica kunnen "vriendelijke" bacteriën in ons lichaam vernietigen, die nodig zijn voor het verterings- en absorptieproces. Verder heeft het gebruik van antibiotica geleid tot het ontstaan van generaties van antibiotica-resistente bacteriën zoals E. Coli, Listeria, Salmonella, en Camphylobacter.



Toegevoegde hormonen in vlees (illegaal in België) kunnen in ons lichaam terechtkomen en onze eigen hormonenbalans verstoren. Ze kunnen bijdragen tot verschillende degeneratieve ziekten zoals teelbal-, borst-, en prostaatkanker90.

Zelfs zonder chemische additieven bevat vlees verschillende toxines zoals putrescine, cadaverine, ureum, urinezuur, indol, escatol (onder andere) die terechtkomen in de bloedstroom. Andere toxines worden gevormd en geabsorbeerd in de darmen, door de rotting die vlees ondergaat bij de opstapeling in de darmen. De aanwezigheid van bepaalde van deze toxines kan, zelfs in kleine dosissen, leiden tot bepaalde stoornissen in het metabolisme, interfereren in enzymatische reacties, het uithoudingsvermogen en de immuniteit verlagen, om nog maar te zwijgen van de minder onderzochte effecten die ze kunnen hebben op ons zenuwstelsel.



Naargelang een aantal mentale aandoeningen meer onderzocht worden, krijgt de wetenschap meer aandacht voor de rol van voeding in het menselijk gedrag. Sommige studies tonen aan dat bepaalde voedingsproducten het neurohormoongehalte in onze hersenen kunnen wijzigen, die op hun beurt kunnen leiden tot gemoeds- en gedragswijzigingen91. Twee stoffen, adrenochroom en adrenolutine, kunnen een psychoto-mimetische invloed hebben op mensen92, dit wil zeggen dat ze kunnen leiden tot verschillende vormen van psychische stoornissen. Ze spelen een belangrijke rol in bepaalde mentale aandoeningen, zoals de ziekte van Alzheimer93 en schizofrenie94. Beide stoffen kunnen ook in vlees gevonden worden, en ontstaan door de afbraak van adrenaline, die op het moment van de slachting door het dier geproduceerd wordt. Er is nog weinig geweten over de rol die de inname van deze stoffen via de voeding speelt, en welke dosissen precies gemoedswijzigingen kunnen veroorzaken.


*Voor je medemens

Ongeveer 1 miljard mensen – zowat een zesde van de wereldbevolking – is ondervoed, waaronder 200 miljoen kinderen.1 Elk jaar sterven meer dan 6 miljoen kinderen aan de gevolgen van ondervoeding.2 De hongerdood slaat elke 3,6 seconden toe.3 Dit stemt overeen met een vijftigtal jumbojet vliegrampen per dag zonder overlevenden.




Ondertussen leven 1,3 miljard runderen, 0,9 miljard varkens, 1,8 miljard schapen en geiten, en 14,1 miljard kippen4 van ongeveer 76% van alle landbouwgrond op onze planeet.5 Bovendien wordt gemiddeld 44% van alle graangewassen in de wereld gebruikt als veevoeder.6 Globaal gezien neemt de teelt van veevoedergewassen (andere dan grassen) ongeveer een kwart van alle beschikbare akkerland in.7 Op deze gronden kan in vele gevallen plantaardig voedsel voor menselijke consumptie verbouwd worden.



De consumptie van vlees en andere dierlijke producten heeft sinds 1950 een explosieve groei gekend, met als grootste verbruikers de V.S., de Europese Unie, China en Brazilië.8 De productie van vlees gaat doorgaans gepaard met een verspilling van voedingsstoffen. Voeding van dierlijke oorsprong kan je immers maar verkrijgen door landbouwdieren eerst vet te mesten met plantaardige voedingsstoffen. In vele gevallen kunnen mensen meer eiwitten en energie halen uit die gewassen door ze zelf rechtstreeks te consumeren (zie "Voor het milieu").



Over de vraag of er – ondanks deze grote verspilling – nog voldoende voedsel wordt geproduceerd om de huidige wereldbevolking te voeden, bestaat onenigheid. In elk geval zal de voedselproductie moeten kunnen voorzien in de noden van een snel groeiende wereldbevolking. De door de Verenigde Naties voorspelde bevolkingsgroei voor 2025 vereist een toename van de voedselproductie met 40 à 50%.9 Bovendien is het ook noodzakelijk om elk jaar graanvoorraden aan te leggen. Zonder dit overschot bestaat het gevaar dat bij een minder succesvolle oogst de graanproductie ontoereikend zal blijken en de graanprijzen de hoogte zullen ingaan, waardoor dit basisvoedsel voor de armsten nog minder betaalbaar kan worden. Minstens een deel van het graan dat nu nog als veevoeder wordt gebruikt, zou die jaarlijkse graanreserves kunnen aanvullen.10 Vanzelfsprekend zal de honger hierdoor nog niet uit de wereld geholpen zijn. Het wereldvoedselprobleem hangt immers niet alleen samen met voedselzekerheid (een toereikende voedselproductie), maar ook met voedselsoevereiniteit, d.w.z. het vermogen van een bevolkingsgroep om te voorzien in de eigen voedselbehoefte. Even belangrijk is het afremmen van de groei van de (derde) wereldbevolking, onder andere door eerlijke handel, meer en beter onderwijs en vrouwenemancipatie.



Aangezien een plantaardig voedingspatroon doorgaans efficiënter is (zie "Voor het milieu"), kan vegetarisme alvast een zekere rol spelen in een duurzame oplossing voor het hongerprobleem. Als mensen uit de rijke landen hun eetwijze zouden aanpassen in de richting van plantaardig voedsel, zou een aanzienlijke hoeveelheid graangewassen ter beschikking komen voor (directe) menselijke consumptie, zonder de draagkracht van de aarde te ondermijnen.



Volgens een bepaald scenario zou een stijgend aantal vegetariërs de graanprijs kunnen beïnvloeden: paradoxaal genoeg zou de vraag naar graan afnemen doordat er minder graan vereist is voor een vegetarisch voedingspatroon. Terzelfder tijd neemt het aanbod toe, doordat er minder graan als veevoeder wordt verspild. Daarbij komt nog dat een deel van het weiland zou kunnen worden omgezet in akkerland, waardoor het graanaanbod nog meer zou stijgen. Als gevolg van dit drievoudige effect zou het aanbod van graan op de wereldmarkt de vraag overtreffen, waardoor de graanprijs gedrukt zou worden.12

Het wereldvoedselvraagstuk is een complex probleem waarbij talrijke factoren een rol spelen, maar toch lijkt het er sterk op dat vegetarisme een stap in de goede richting betekent.

*Voor de dieren

Het beginsel om niet te doden heeft altijd centraal gestaan bij religieuze, filosofische en ethische groepen in de meest uiteenlopende culturen. Hoewel geweld overal aanwezig is, worden mensen die hun leven wijden aan een hoger ethisch doel over het algemeen erg bewonderd. Er bestaan duidelijk ongeschreven principes die ons toelaten goed van kwaad te onderscheiden, en wellicht hebben we het voortbestaan van onze soort daaraan te danken. Misschien was er ooit een tijd in onze vroegste geschiedenis wanneer doden de natuurlijkste zaak van de wereld was. Ons waardenstelsel is echter voortdurend aangepast, en vandaag wordt doden doorgaans als barbaars beschouwd.




Op dezelfde manier was het voor onze verre voorouders wellicht natuurlijk om de dieren die ze aten, eigenhandig te doden. Vandaag lijkt zo’n daad voor ons, “beschaafde” mensen, niet verenigbaar met onze verfijnde waarden. Doden is het werk geworden van een kleine groep mensen.



Dat we van nature de neiging hebben om al wat leeft te respecteren, blijkt uit het feit dat de meesten onder ons geen dieren zouden eten waar we een hechte relatie mee hebben. Hoewel er vele verschillen zijn tussen mensen en dieren wat geestelijke mogelijkheden betreft, zijn deze, zoals Darwin opmerkte, veeleer graduele, en geen wezenlijke verschillen. Voor de wetenschap is het duidelijk dat de meeste dieren gevoelens als plezier, verveling, angst en frustratie kunnen beleven. Dieren ervaren pijn net zoals wij, en kunnen de ene keer tevreden zijn, en zich op andere momenten ellendig voelen.



Het huidige gebrek aan contact met de natuur en het plattelandsleven is waarschijnlijk mede verantwoordelijk voor het verdwijnen van de link tussen het leven van een dier en onze maaltijden. De afstand tussen levende dieren die ooit kakelden, graasden of in de modder rolden, en wat op ons bord ligt, wordt nog vergroot door een heel “ritueel” van snijden, behandelen, verpakken, koken en kruiden van het vlees.



De beroemde Russische schrijver Leo Tolstoi beschouwde de afkeer van het doden als een essentiële menselijke eigenschap: “Afschuwelijk is het! Niet zozeer het lijden en de dood van de dieren, maar wel het feit dat mensen, onnodig, hun grootste geestelijke eigenschap kunnen onderdrukken – namelijk het medeleven met levende wezens zoals zijzelf – en dat ze, door hun eigen gevoelens geweld aan te doen, wreed worden. En hoe diep geworteld in het menselijke hart is het bevel om niet te doden...?”



Maar terzelfder tijd kunnen we ons afvragen: hoe diep geworteld in onze cultuur is de gewoonte om vlees te eten? Misleidende informatie over voeding, niet zelden gedicteerd door commerciële belangen, waarborgt dat deze gewoonte voorlopig overeind blijft...



Dieren worden van nature aangetrokken tot het voedsel dat het best overeenstemt met hun behoeften. Carnivore dieren hebben een zeer verfijnd reukorgaan om hun prooi te vinden. De geur van deze prooi wordt geïnterpreteerd als voedsel, als iets heerlijks en aantrekkelijks. Mensen, aan de andere kant, voelen zich niet alleen niet aangetrokken tot de geur van dode dieren, maar soms kan zelfs de gedachte eraan al een sterk gevoel van afkeer opwekken.



Het aantal mensen dat vandaag niet zoveel belang meer hecht aan vlees in de voeding is groter dan we kunnen vermoeden. In de meeste gevallen bevinden ze zich echter in een omgeving die nog steeds bepaald is door traditionele eetgewoontes. Daarom is het onvermijdelijk dat het veranderingsproces enige tijd in beslag zal nemen.



Het lijkt alsof we cultureel geconditioneerd zijn om deze praktijken blindelings te aanvaarden, zonder hun gevolgen in vraag te stellen. Dat het vermijden van vlees in onze voeding niet alleen mogelijk is, maar ook aanbevolen is voor een gezonde levenswijze, is een reden te meer om onze gewoonten te herbekijken. Een wat diepere bezinning - intuïtief of rationeel - zou tot verrassende resultaten kunnen leiden...



Het ging allemaal zo zakelijk dat men wel gefascineerd moest toekijken. Hier werd varkensvlees gemaakt met machines, met toegepaste wiskunde. En toch kon zelfs de meest nuchtere persoon niet anders dan aan de varkens denken: ze waren zo onschuldig, ze waren zo vol vertrouwen gekomen. Ze waren zo menselijk in hun protest, en hadden het recht volledig aan hun kant! Ze hadden niets gedaan om dit te verdienen, en om het nog erger te maken, werden ze hier opgehangen op die koelbloedige, onpersoonlijke manier, zonder ook maar een poging tot verontschuldiging, zonder het eerbetoon van een traan ...

Je kon daar niet lang staan kijken zonder filosofisch te worden, zonder je te verdiepen in zinnebeelden en vergelijkingen en de varkensgil der wereld te horen. Zou er werkelijk nergens op of onder de aarde een varkenshemel bestaan, waar zij schadeloos gesteld worden voor al dit lijden? Elk van deze varkens was toch een afzonderlijk schepsel ... Elk van hen had toch een eigen persoonlijkheid, een eigen wil, hoop en hartverlangens? Elk van hen was vol zelfvertrouwen, een gevoel van zelfbelang en waardigheid. En vol zeker en sterk vertrouwen had het gedaan wat het moest doen, terwijl een zwarte schaduw over hem hing en een gruwelijk lot hem wachtte op zijn weg ... Het lot deed zijn wrede wil met het dier, alsof de wensen en gevoelens van het varken niet bestonden. Het sneed hem de keel over en keek toe terwijl hij zijn leven uitademde. Moest men dan geloven dat er nergens een god van de varkens was, voor wie dit varken belangrijk was, voor wie de schreeuwen en angsten van deze dieren een betekenis hadden? Wie zou dit varken in zijn armen nemen en troosten, hem belonen voor zijn werk, en hem de betekenis tonen van zijn offer?



Upton Sinclair, "The Jungle"Is vlees eten "natuurlijk"?

Vaak hoor je zeggen dat vlees eten een natuurlijke gewoonte van onze soort is, die zo oud zou zijn als de mensheid zelf. Anderen beweren het tegenovergestelde. Volgens hen zouden de aard van ons darmstelsel, onze tanden, en het ontbreken van klauwen erop wijzen dat we natuurlijke herbivoren zijn, die niet "ontworpen" werden voor de jacht, en niet aangepast zijn aan een carnivore levenswijze. De wetenschap is hierover verdeeld. Een aanwijzing zou kunnen liggen in onze naaste verwanten, de chimpansees, die nauwelijks vlees eten. Bovendien lijken onze voorouders grotendeels vegetarisch geleefd te hebben.



Uiteindelijk is de vraag naar wat zij aten van weinig belang. De kwestie is wat de beste voedingswijze is voor mensen vandaag, en uit talrijke studies blijkt dat zij die weinig of geen dierlijke producten eten, een stuk gezonder leven.



"Men zegt vaak dat mensen altijd al dieren gegeten hebben, alsof dit een reden is om dit te blijven doen. Volgens deze logica zouden we ook niet moeten proberen voorkomen dat mensen andere mensen doden, aangezien dit ook gedaan wordt sinds mensenheugnis."



Isaac Bashevis Singer

(Nobelprijswinnaar literatuur 1978)



Het leven van dieren in de intensieve veeteelt



Vleesrunderen worden tijdens de afmestingsperiode en buiten het weideseizoen uitsluitend binnen gehouden. Bovendien komen zij - net als alle andere landbouwdieren - voortijdig aan hun einde, na ongeveer 2 jaar. Hetzelfde geldt voor melkkoeien, die worden geslacht wanneer ze gemiddeld 5 jaar oud zijn, omdat tegen die tijd de melkproductie doorgaans onvoldoende is geworden of wegens vruchtbaarheids-, uier- of andere problemen van het dier.1



Om de melkproductie op peil te houden is het nodig dat melkkoeien ongeveer elk jaar een kalfje krijgen.2 Dit kalfje wordt doorgaans onmiddellijk van z’n moeder gescheiden, en de mannetjes worden vaak opgefokt als ‘kistkalf’. Dit is een vleeskalf dat zijn hele leven (ca. 26 weken) doorbrengt in een houten kist die zo klein is dat het dier er zich zelfs niet in kan omdraaien. Zo belet men dat het zijn spieren te veel zou ontwikkelen, en blijft het vlees mals. Omdat de consument wit-roze vlees verkiest, krijgt het dier een ijzerarm dieet, waardoor het bloedarmoede ontwikkelt. Wanneer het kalfje slachtrijp is, en naar het slachthuis wordt afgevoerd, kan het amper lopen.



Praktisch alle mestvarkens leven in kale hokken met betonnen roostervloeren, en brengen het grootste deel van hun leven door in het duister. Castratie en het wegknippen van de hoektanden bij biggen gebeurt zonder verdoving. Omdat varkens uit verveling en frustratie hun soortgenoten vaak in de staart bijten, wordt deze grotendeels weggeknipt (ook zonder verdoving). Wanneer varkens na 6 maanden naar het slachthuis worden gevoerd, zien de meeste van hen voor het eerst daglicht. Ook zeugen worden voltijds binnengehouden, en kennen een leven dat louter bestaat uit achtereenvolgende cycli van drachtig worden en zogen. Bij de geboorte van haar jongen wordt de zeug in een ijzeren rek vastgezet om het zogen zo makkelijk en veilig mogelijk te maken. Instinctief probeert de zeug wanhopig een nest te maken, maar dit is onmogelijk geworden.



Slachtkippen worden in grote, duistere stallen gehouden, waar ze met zo’n twintigtal op één m2 zitten. Ze worden vetgemest in een periode van ca. 6 weken, waarbij hun lichaamsgewicht met ongeveer 50 g per dag toeneemt. Gevolgen van dit hoge groeitempo zijn o.a. ademhalingsmoeilijkheden, hartkwalen, en vergroeiingen van de poten.3 De dieren worden in vrachtwagens naar het slachthuis gevoerd, op elkaar geduwd in houten kratten - vaak met botbreuken en ontwrichtingen tot gevolg.4 De kippen die uiteindelijk in de supermarkt terechtkomen, zijn in feite nog steeds kuikens.



Zo’n 98% van alle legkippen in België leven in zogenaamde batterijkooien. Ze zitten met 4 of 5 dieren in één kooi, en beschikken elk over een oppervlakte van nog geen A4-blad. Ze zijn er niet in staat om hun natuurlijke gedrag te vertonen, en krijgen steeds kunstlicht te zien, dat wordt gebruikt om hun legtijden te manipuleren en de productie op te drijven.



Ook scharrelkippen hebben weinig leefruimte, kunnen moeilijk stofbaden nemen, en beschikken niet over een vrije uitloop. Vrije-uitloopkippen kunnen wel in de buitenlucht scharrelen, maar - net als bij de legbatterij- en scharrelkippen - wordt er zonder verdoving een deel van hun snavel met een heet mes weggesneden, om te voorkomen dat dieren elkaar zouden verwonden of kaal plukken.



In alle gevallen worden de mannelijke kuikens kort na de geboorte vergast of levend vermorzeld in een vleesmolen, aangezien zij ‘nutteloos’ zijn bij de eierproductie. Op een leeftijd van ongeveer 72 weken, en na een productie van ongeveer 300 eieren, worden de legkippen verkocht als soepkippen voor zo'n 0,18 euro per stuk.



Verschillende vissoorten (onder andere zalm, forel, en paling) worden vandaag in intensieve omstandigheden gekweekt, vaak dicht opeengepakt. Vissen die op zee gevangen werden, hebben een natuurlijk leven kunnen leiden, maar hun einde is weinig benijdenswaardig: ze sterven meestal door verstikking op het droge.


*Voor het milieu

Het lijdt weinig twijfel dat de 1,3 miljard runderen, 0,9 miljard varkens, 1,8 miljard schapen en geiten, en 14,1 miljard kippen1 op de wereld een zware “ecologische voetafdruk” kunnen achterlaten. Over het algemeen is de productie van vlees meer milieubelastend dan de productie van plantaardige producten. Veeteelt vraagt veel grond, water en energie, en draagt in belangrijke mate bij tot ontbossing, bodemerosie, klimaatswijzigingen door het broeikaseffect, vermesting, verzuring, watervervuiling en het verlies aan biodiversiteit. Het milieuprobleem is een mondiaal probleem. Vandaar richten we ons in dit deel niet uitsluitend op ons land, maar kijken we af en toe over de grenzen.

Veeteelt en efficiëntie


In de meeste gevallen is veeteelt een inefficiënte manier om mensen te voeden, vooral wanneer het gaat om de productie van vlees en eieren. Dit komt omdat het vee de energie en het eiwit uit zijn voeding niet alleen aanwendt voor zijn groei, maar ook voor onderhoud, beweging, temperatuursregulatie en eventueel nakomelingschap. Hierdoor zullen de meeste landbouwdieren op elk moment van hun leven meer voedingsenergie of eiwit geconsumeerd hebben, dan zij kunnen opleveren. Dit betekent dan ook dat het doorgaans minder verspillend is om de voor de mens eetbare voedergewassen rechtstreeks te consumeren i.p.v. ze als veevoeder te gebruiken. Zo wordt bijvoorbeeld gemiddeld 44% van alle graangewassen in de wereld als veevoeder gebruikt.2



Hoe (in)efficiënt de omzetting van plantaardig naar dierlijk voedsel werkelijk is, hangt niet alleen af van de aard van het veevoeder, maar ook van de diersoort, het product en de omstandigheden waarin de dieren worden gehouden. Belangrijk hierbij is dat men voor de berekening van de efficiëntie enkel die delen van het veevoeder in rekening brengt die voor de mens eetbaar zijn.



Zoals uit de tabel blijkt, is het overgrote deel van de veeteeltproducten inefficiënt (< 1), en dient het vee 1,5 tot 4,3 keer zoveel door de mens consumeerbare energie te eten, dan het kan opleveren.3 Wat betreft het eiwit lopen deze cijfers uiteen van 1,1 tot 3 maal zoveel.4 Voorts blijkt uit de resultaten dat melk en rundvlees afkomstig van met ruwvoer gevoederde dieren doorgaans wel op een efficiënte manier kunnen geproduceerd worden, maar dit hangt in sterke mate af van de aard van het veevoeder. Als we de bovenstaande berekeningen herhalen zonder uitsluitend de voor mensen eetbare gewassen in rekening te brengen, dan zullen we zien dat zelfs melk en rundvlees afkomstig van met ruwvoer gevoederde dieren inefficiënt blijken te zijn. Dit bewijst dat de efficiëntie van beide veeteeltproducten in wezen te danken is aan het veelvuldige gebruik van bijproducten, afvalproducten en ruwvoer, en een minimaal gebruik van graangewassen.



Hierbij moeten echter drie belangrijke opmerkingen gemaakt worden. Ten eerste, wanneer men op Europees vlak beslist om de graanoverschotten weg te werken, zal dit een hoger gebruik van granen in het veevoeder veronderstellen, waardoor ook deze veeteeltproducten minder efficiënt worden. Ten tweede, wat wij bij- en afvalproducten noemen, hangt voor een deel af van ons consumptiepatroon. Zo komt er bij de productie van wit brood bijvoorbeeld meer ‘afval’ vrij dan bij volkorenbrood. Veel bijproducten zijn echter ook afkomstig van de zogenaamde genotsmiddelenindustrie waarvan de huidige omvang misschien niet zo wenselijk is.



Efficiëntie van enkele belangrijke veeteeltproducten.

Verhouding tussen de invoer van voor de mens bruikbare voedingsenergie en eiwit en de uitvoer in de vorm van dierlijke producten (Nederland). Een cijfer lager dan 1 geeft aan dat de omzetting inefficiënt is.4b



Veeteeltproduct Energie Eiwit

Eieren 0,23-0,24 0,36-0,40

Kalfsvlees 0,29 0,33

Kippenvlees 0,28-0,29 0,43-0,62

Varkensvlees 0,31-0,40 0,29-0,34

Rundvlees 0,65 1,19

Rundvlees (veel krachtvoer) 0,41 0,94

Rundvlees (veel ruwvoer) 1,30 2,70

Melk 1,07-2,90 2,08-3,40

Denk hierbij bijvoorbeeld aan bijproducten als melasse en bietenpulp die afkomstig zijn van de suikerproductie. En tot slot, wat het ruwvoer betreft, is het inderdaad juist dat mensen geen gras eten, maar in Europa kan het land waarop het gras groeit in heel wat gevallen net zo goed gebruikt worden voor de productie van eetbare gewassen. In dergelijk geval zullen planten per hectare doorgaans meer energie en eiwit opleveren dan melkkoeien, laat staan vlees.







Veeteelt en landgebruik

Als gevolg van de inefficiëntie van de meeste veeteeltproducten zal men voor de productie ervan doorgaans extra beslag moeten leggen op landbouwgrond. Hierdoor houdt veeteelt niet alleen voedselverspilling in, maar ook overmatig landgebruik.



Van de 49 miljoen km2 landbouwgrond die de wereld rijk is4aa, wordt ongeveer 69% gebruikt om vee op te laten grazen4ab. De overige 15 miljoen km2 bestaat uit akkerland4ac, waarvan ongeveer een vierde wordt ingenomen door veevoedergewassen4ad. Het grootste deel hiervan, zo'n 21% van de totale hoeveelheid akkerland, wordt enkel en alleen gebruikt voor de productie van graangewassen voor dierlijk gebruik4ae. Globaal kunnen we stellen dat ongeveer 76% van alle landbouwgrond in de wereld of 29% van de totale landoppervlakte van de aarde gebruikt wordt voor veeteelt4af.







Biologische landbouw

Biologische producten zijn beter voor je gezondheid en voor het milieu. Ze werden geteeld zonder kunstmest of chemische pesticiden, bevatten geen ongewenste reststoffen, en zijn rijker aan mineralen, vitamines en eiwitten. Biologische landbouwtechnieken bewaren de kwaliteit van de bodem en beschermen het gewas op een plantvriendelijke manier. Er worden geen genetisch gemanipuleerde organismen gebruikt en de producten worden onderworpen aan strikte controles.





Ook in Europa wordt het overgrote deel van de landbouwgrond voor veeteelt gebruikt. Zo wordt volgens Agra Europe bijna drie vierde van alle landbouwgrond in de EU aangewend voor de productie van veevoeder.4c Om het Europese vee te voeden zijn daarnaast ook tientallen miljoenen hectaren landbouwgrond vereist in niet-EU-lidstaten. In het jaar 1995/1996 bijvoorbeeld importeerde de EU 70% van de totale hoeveelheid eiwit die als veevoeder werd verbruikt, uit niet-EU-lidstaten, waarop het Europees Parlement commentarieerde: "De Europese landbouw is in staat de Europeanen te voeden, maar niet hun [landbouw]dieren."5



Veeteelt en ontbossing

Een deel van de landbouwgrond die gebruikt wordt voor veeteelt bestaat uit geconverteerde bosgebieden.Het probleem van ontbossing doet zich niet alleen voor in gebieden met tropisch regenwoud, maar is een wereldwijde kwestie. Zo verdwijnen in Canada 200.000 ha bos per jaar en in Siberië 3 miljoen ha voor houtproductie.6 Gevolgen van ontbossing zijn het verlies van culturele diversiteit, verlies van biodiversiteit en een onrechtstreekse bijdrage aan het broeikaseffect doordat minder koolstofdioxide kan worden opgeslagen.7



Ontbossing kent verschillende (ook natuurlijke) oorzaken, maar de twee belangrijkste zijn houtproductie en veeteelt. Wat de laatste betreft, wordt bos zowel geruimd voor weiland, als voor het telen van veevoedergewassen.



In een ontbost gebied zullen bodemnutriënten vlug verdwijnen, en gaat onkruid vaak gras vervangen. Kunstmeststoffen kunnen maar een tijdelijke oplossing bieden, en natuurlijke regeneratie is zeer moeilijk.8 De helft van alle weidegrond in het Amazonegebied is in uitgeputte staat achtergelaten.



De tropische regenwouden vormen een belangrijk probleemgebied. Sinds 1950 is 200 miljoen hectare tropisch regenwoud verdwenen, wat overeenkomt met één vijfde van de wouden van de wereld, of meer dan de helft van alle tropisch regenwoud.9



Terwijl ontbossing van het Afrikaanse en Zuidoost-Aziatische regenwoud voornamelijk moet worden toegeschreven aan gewassenteelt en houtproductie, is in Zuid-Amerika veeteelt de voornaamste oorzaak.10 Van het tropisch regenwoud bevindt één derde zich in Brazilië. Daar verdwijnt het regenwoud vandaag à rato van 5.000 voetbalvelden per dag11, en wordt 70% van de ontbossing toegeschreven aan veeteelt.12 In Midden-Amerika is het aantal koeien sinds 1950 uitgebreid van 4,2 naar 9,6 miljoen13, en is de totale hoeveelheid weiland tussen 1955 en 1995 toegenomen van 3,9 naar 13,4 miljoen hectare.14



Midden- en Zuid-Amerika kunnen ver van ons bed lijken, maar ook Europese dieren worden gedeeltelijk met Zuid-Amerikaans veevoeder (soja) gevoed. Hetzelfde geldt voor tapioca uit Thailand, die in sommige gevallen op ontbost gebied geteeld werd en in Europa wordt ingevoerd om te dienen als veevoeder voor koeien, varkens en kippen.15



Veeteelt, bodemerosie en verwoestijning

Hoewel een zekere begrazing een gunstig effect kan hebben, kan weiland bij te intensief gebruik (overbegrazing) eroderen en verwoestijnen.16 Het vee eet een groot deel van de vegetatie weg, en brengt ook louter door zijn lichaamsgewicht ernstige schade toe. Dit kan, samen met andere factoren, zoals water en wind, het erosieproces in de hand werken, waarbij de zogenaamde bovengrond gedeeltelijk verdwijnt. De bovengrond is de dunne laag grond die gedurende een eeuwenlang verweringsproces gevormd werd uit rotsmateriaal. Deze laag is het meest vruchtbare deel van de grond. Eens verdwenen zijn er honderden jaren nodig om ze opnieuw op te bouwen.



Volgens bepaalde bronnen is globaal gezien het grootste deel van de begraasde landoppervlakte in de wereld redelijk tot ernstig verwoestijnd.17 Anderen geven aan dat sinds 1945 ongeveer 680 miljoen ha, of 20% van alle weidegrond in de wereld, ernstig geërodeerd is.18 Vooral met het oog op het wereldvoedselvraagstuk en de groei van de wereldbevolking vormt dit een belangrijk probleem. Erosie is immers een van de factoren (naast toenemende bebouwing e.a.) die ervoor zorgen dat het globale landbouwareaal daalt – dit terwijl de bevolking toeneemt en de vraag naar voedsel dus groter wordt.



Veeteelt en klimaatsveranderingen door het broeikaseffect

Het broeikaseffect is een volkomen natuurlijk proces waarbij een bepaalde groep gassen uit onze atmosfeer, de zogenaamde broeikasgassen, de door de aarde teruggekaatste zonnewarmte absorberen en opnieuw uitzenden in de atmosfeer. Wanneer de concentratie van deze gassen in de atmosfeer echter sterk toeneemt, zal er minder warmte naar de ruimte kunnen ontsnappen en zal de gemiddelde temperatuur op aarde stijgen.19 Gevolgen zijn op termijn een stijging van de zeespiegel, veranderingen in weerspatronen en oceaanstromingen e.d.20 Deze kunnen op hun beurt zware gevolgen kunnen hebben voor ecosystemen, de volksgezondheid, de globale waterhuishouding en de landbouw.21



Volgens schattingen wordt wereldwijd 64% van de globale opwarming veroorzaakt door koolstofdioxide, gevolgd door methaan (20%), gehalogeneerde verbindingen (10%) en stikstofoxide (6%).22 Hoe groot de impact van menselijke activiteiten is op de globale opwarming, is nog niet geheel duidelijk. Wel kan men met zekerheid zeggen dat het overgrote deel van de door de landbouw voortgebrachte broeikasgasemissies rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met veeteelt.



Veeteelt is voor een groot deel verantwoordelijk voor de methaanuitstoot, doordat methaan vrijkomt bij de spijsvertering van herkauwers (koeien, schapen, geiten, buffels, enz.). en in mindere mate ook uit dierlijke mest. Uit een rapport van de FAO (Food and Agriculture Organisation) blijkt dat wereldwijd ongeveer 16% van alle methaanemissies afkomstig is van veeteelt.23 Meststoffen, die vaak gebruikt worden voor het telen van veevoeder, zijn bovendien nog eens verantwoordelijk voor 80% van de jaarlijkse toename van stikstofdioxide in de atmosfeer.24



Veeteelt en vermesting

Vermesting is de ontregeling van ecologische processen en kringlopen door een overmatige toevoer van nutriënten als stikstof, fosfor en in mindere mate kalium, in het milieu. Mest zelf is uiteraard de belangrijkste bron van vermesting, maar ook afvalwater, reststoffen (bvb. slib) en gassen dragen ertoe bij. Vermesting bedreigt de biodiversiteit, het oppervlakte- en grondwater, de drinkwatervoorziening, bodemprocessen, enz.25 Dierlijke mest bevat bovendien zware metalen, zoals koper en zink, die aan veevoeder worden toegevoegd, onder meer als groeimiddel. Deze stoffen komen via bemesting op het land, en kunnen eventueel als residu in onze voeding terechtkomen.



Beperkte hoeveelheden dierlijke mest kunnen nuttig worden aangewend om de vruchtbaarheid van de bodem te verhogen, maar vandaag is het mestoverschot een ernstig milieuprobleem. In Vlaanderen wordt 205 miljoen kg mest geproduceerd, terwijl er slechts ruimte is voor 139 miljoen kg.26 Elke kg varkensvlees van de 7,6 miljoen varkens in ons land komt overeen met maar liefst 16 kg mest.27 Jaarlijks wordt 326.000 ton stikstof en 49.000 ton fosfor over de Vlaamse landbouwbodems uitgestort. Het aandeel van dierlijke mest hierin bedraagt 168.000 ton stikstof en 32.000 ton fosfor. Niet eens de helft daarvan wordt opgenomen door de gewassen.28 De nitraat- en fosfaatgehalten in de Belgische bodem zitten vaak ver boven de aanvaarde normen.29



Ook elders is vermesting een probleem. Wereldwijd produceren de pluimvee- en varkensindustrie alleen al bijna 7 miljoen ton stikstof per jaar.30 Er wordt geschat dat dieren in de Verenigde Staten 130 keer zoveel mest produceren als de Amerikaanse bevolking.31 Volgens een rapport van het Amerikaanse Ministerie van Landbouw bevat de mest die geproduceerd wordt door 200 melkkoeien dezelfde hoeveelheid nitraten als de riolen van een dorp met een bevolking van 5.000 à 10.000 mensen.32 De mest van 22.000 leghennen (een kleine legbatterij) kan evenveel fosfor voortbrengen als die van 6.000 mensen.33 Het grootste varkensbedrijf in de V.S., dat 2,5 miljoen varkens per jaar aflevert, produceert meer mest dan de stad Los Angeles.34



Veeteelt en verzuring

Verzuring wordt veroorzaakt door zwavel- en stikstofverbindingen die via de atmosfeer in lucht, bodem en water terechtkomen. Verzuring speelt een belangrijke rol in de verstoring van ecosystemen. Door verzuring sterven bossen af, vergrast de heide, en gaat de vitaliteit van planten achteruit. Andere gevolgen zijn de verzuring van meren, de aantasting van visbestanden, en de verontreiniging van lucht-, grond- en oppervlaktewater. Wellicht het bekendste gevolg van verzuring is de zogenaamde "zure regen."



Veeteelt is met 31% de belangrijkste bron van verzuring in Vlaanderen, nog vóór de elektriciteitscentrales (18%) en het verkeer (16%).35 Dit is te wijten aan de zeer hoge uitstoot van ammoniak door de veeteelt (vooral via mest). In Vlaanderen is veeteelt, en dan vooral varkens en runderen, verantwoordelijk voor 97% van de totale ammoniakuitstoot.36 Ammoniak is uiterst schadelijk voor de natuur, en onder meer heide, paddestoelen, korstmossen, vlinders, reptielen en paddestoelen verdragen het niet.37



Veeteelt, waterverontreiniging en waterverbruik

Van de nitraten uit mest komt een deel onder de vorm van ammoniak in de lucht terecht. Een ander deel komt in het grond- en oppervlaktewater terecht, wat onze drinkwatervoorziening in gevaar kan brengen. In het lichaam kunnen nitraten namelijk omgezet worden tot het kankerverwekkende nitriet. Door de aantasting van het oppervlaktewater door nitraat en fosfaat gaan ook de zwemwaterkwaliteit en het visbestand achteruit.38 In Vlaanderen werd tussen juni 1999 en maart 2000 op 60% van de MAP (Mestactieplan)-meetpunten de Europese nitraatrichtlijn minstens éénmaal overschreden.39



Landbouw is globaal gezien de grootste verbruiker van water, en gebruikt 65% van alle zoetwater. Een groot deel hiervan wordt rechtstreeks of onrechtstreeks gebruikt voor veeteelt. Naast drink- en reinigingswater worden ook grote hoeveelheden water verbruikt voor de teelt van veevoedergewassen, en bij de vleesverwerking. Volgens één bron die al deze factoren in rekening brengt, vereist de productie van 1 kg dierlijke eiwitten doorgaans 100 keer meer water dan de productie van 1 kg plantaardige eiwitten.40



Volgende tabel geeft aan hoeveel water er nodig is voor de productie van één kilogram van een bepaald landbouwproduct:41



Landbouwproduct Waterverbruik per kg

Aardappelen 500 l

Tarwe 900 l

Maïs 1.400 l

Sojabonen 2.000 l

Rundvlees 16.000 l



Veeteelt en verlies aan biodiversiteit

Vleesconsumptie kan op verschillende manieren, rechtstreeks en onrechtstreeks, bijdragen aan een verlies aan biodiversiteit. De oorzaken liggen bij de hierboven besproken implicaties van veeteelt: vermesting, verzuring, watervervuiling, klimaatsveranderingen door het broeikaseffect, en ontbossing vormen een bedreiging voor een aantal diersoorten. Dit probleem stelt zich natuurlijk bij uitstek wanneer het gaat om ontbossing van tropisch regenwoud, dat een bijna ongekende rijkdom aan unieke dier- en plantensoorten herbergt.



Ook in België zijn een heel aantal soorten bedreigd of reeds verdwenen. Zo zijn bijvoorbeeld in Vlaanderen 34 van de oorspronkelijk 87 soorten dagvlinders uitgestorven; daarnaast verdwenen de laatste eeuw 10 soorten broedvogels (terwijl er nog eens 48 op de “rode lijst” staan) en 13 van de ca. 50 soorten zoetwatervissen.

Pistache chocoladerol

6 tot 8 personen, bereidingstijd 30 minuten, wachttijd meer dan 3 uur.

Ingrediënten:




• 130 gram pure chocola (min 70%)

• 100 gram tarwe of speltbiscuit

• 30 gram amandelen (heel grof gehakt)

• 50 gram boter

• 20 gram gedroogde cranberry's of rozijnen

• 40 gram pistachenoten (zonder dop)

• 25 gram gedroogde dadels







Bereiding:



• Smelt de boter met de chocolade au bain-marie.

• Hak de biscuits tot een grof mengsel.

• Hak de gedroogde dadels grof.

• Schud het overtollige zout zoveel mogelijk van de pistachenootjes.

• Haal het pannetje van het vuur als de boter en de chocolade gesmolten zijn.

• Roer de biscuitjes, de pistachenootjes, de amandelen, de cranberry’s en de stukjes dadel door het chocolademengsel.

• Laat het mengsel minimaal een half uur opstijven in de koelkast

• Kneed er met de handen een rol van.

• Rol de rol daarna strak in plasticfolie.

• Laat de rol minimaal nog een paar uur opstijven in de koelkast.

• Snijd er plakjes van en serveer als zoetigheid after dinner.







Tip: probeer dit recept eens met hazelnoten en vervang de dadels door stukjes gedroogde abrikoos.

dinsdag 3 augustus 2010

Chocoladetaart

Ingrediënten:

Voor de taartbodem:

350 g verkruimelde koekjes (natuurwinkel)

125 g sojaboter


Voor de vulling:

250 g silken tofu

300 g pure chocolade (minstens 80% cacao)

sojaslagroom (vb. Soyatoo)





Bereidingswijze

Smelt de sojaboter en vermeng met de verkruimelde koekjes. Maak er een bodem mee in een ronde bakvorm en bak gedurende 10 à 15 minuten in een voorverwarmde oven op 175°C. Laat afkoelen.



Smelt de chocolade 'au bain marie' en voeg ze bij de silken tofu. Mix goed. Giet het mengsel in de taartbodem.

Laat afkoelen in de koelkast gedurende minstens 1 uur voor het serveren.

Werk af met toefjes sojaslagroom.



Tips:

- Het is heel belangrijk dat je voor dit recept silken tofu gebruikt. Bij gebruik van gewone tofu wordt de vulling heel vast en zwaar!

Thai curry met notenrijst

Thai curry met notenrijst


4 personen
bereiding: 30 minuten

Ingrediënten:

1 pakje Thai Curry (natuurwinkel)
1 blikje (400 ml) kokosmelk
300 gram gemengde wokgroenten (courgette, paprika, broccoli, aubergine)
300 gram tahoe of tofu
1 pak (275 gram) notenrijst
1 ui
olie
2 eetl geraspte kokos



Bereiding

• Kook de notenrijst zoals aangegeven op de verpakking.

• Snipper de ui en fruit deze in een beetje olie op laag vuur.

• Snijd de tahoe in kleine blokjes.

• Maak de curry, zoals aangegeven op de verpakking, en voeg als extra ingrediënten de kokosmelk, wokgroenten en tahoe toe.

• Serveer de rijst met de Thaise curry met wat geraspte kokos

Tip

Vervang de tahoe door noten, zoals cashewnoten, pecannoten of hazelnoten.

Gierst met spinazie en pijnboompitjes

Gierst met spinazie en pijnboompitten


4 personen
bereiding: 25 minuten

Ingrediënten

300 gr gierst
50 gr gedroogde abrikozen
600 ml groentebouillon
100 gr pijnboompitten
400 gr spinazie
sap van 1/2 citroen
peper en zout

Bereiding

• Snijd de abrikozen in kleine stukjes

• Doe de gierst en abrikozen in een grote pan en voeg hier de groentebouillon aan toe. Breng alles aan de kook en laat het 15-20 minuten zachtjes sudderen tot alle bouillon is opgenomen door de gierst en de gierst gaar is.

• Rooster ondertussen de pijnboompitten in een droge koekenpan goudbruin.

• Voeg de spinazie en het citroensap toe aan de gierst. Laat het geheel afgedekt nog 4-5 minuten op laag vuur staan, zodat de spinazie slap wordt.

• Roer het geheel langzaam door. Breng op smaak met peper en zout.

• Strooi de pijnboompitten erover en serveer het gerecht meteen.

Chia zaden

Chia zaden zijn afkomstig van de ‘Salvia Hispanica’, een plant die behoort tot de Muntfamilie. De zaadjes zijn rijk aan omega-3-vetzuren, en kunnen voor heel wat verschillende doeleinden gebruikt worden in de keuken. Chia zaden werden vroeger bij de Azteken al in voeding verwerkt, en worden anno 2010 gecommercialiseerd in onder andere Argentinië, Bolivia, Ecuador, Guatemala en Mexico.




De afgelopen decennia is de populariteit van chia zaden exponentieel toegenomen, omdat vakdeskundigen het beschreven als een nieuw soort superfood. Zo helpt chia zaad uw lichaam om water en elektrolyten vast te houden; het vormt als het ware een soort gel in uw maag, en vertraagt de omzetting van koolhydraten naar suikers. Bovendien helpt chia zaad uw lichaam spieren en andere weefsels aan te maken. Chia is rijk aan eiwitten en helpt calcium te absorberen. Chia zaad kan tevens gebruikt worden als gel, die dan dient als alternatief voor olie of andere vetstoffen in recepten. Om deze gel te bekomen, dient men gewoon 90% water en 10% chia zaad te mengen.



7 redenen om u te overtuigen:



◦Chia zaden helpen bij gewicht verliezen

◦Geven u snel het gevoel dat u voldoende hebt gegeten

◦Hydrateren uw lichaam

◦Chia zaden verlagen de bloeddruk

◦Zijn rijk aan omega-3-vetzuren (en is dus ontstekingsremmend)

◦Chia zaden houden uw bloedsuikerspiegel in stand en hebben een aangetoond positief effect op diabetes

◦Zijn gemakkelijker te verteren dan bv. Vlaszaad

En tenslotte, nog enkele weetjes:



◦Chia zaden bevatten meer vezels/eiwitten/calcium dan vlaszaad

◦Chia zaden bevatten meer antioxidanten dan bosbessen

◦Chia zaden bevatten meer vezels dan havermout

◦Chia zaden bevatten meer calcium dan melk

Eet één tot tweemaal daags een portie van ongeveer 20 gram chia zaadjes

Chiazaad is een van de meest krachtige, functionele en voedzame superfoods ter wereld. Chiazaad is een fantastische bron van vezels, gevuld met antioxidanten, vol van eiwitten, vitaminen en mineralen. Het is de rijkst bekende plantaardige bron voor omega-3 vetzuren. Chiazaad bevat 32% olie dat voor 60% bestaat uit het omega-3 vetzuur, alfa-linoleenzuur.


Vijf belangrijkste redenen om chiazaad te eten:



Chiazaad is voedzaam

Naast het feit dat chiazaad meer omega-3 vetzuur bevat dan elke andere natuurlijke bron, is het vol van antioxidanten, calcium, eiwit, vezels, en meerdere vitaminen & mineralen.

Chiazaad geeft energie

Chiazaad geeft niet alleen directe energie maar ook uithoudingsvermogen. Op een eetlepel kon een Aztec krijger een hele dag voort.

Chiazaad verminderd hongergevoel

Omdat chiazaad heel veel water absorbeert en een hoog gehalte aan voedingsvezels bevat, helpt het bij het langzaam opnemen van koolhydraten in de bloedstroom

Chiazaad is goed opneembaar

Anders dan bij lijnzaad, hoeft chiazaad niet eerst vermalen te worden voordat het te verteren is. Het menselijke lichaam kan chiazaad gemakkelijk verteren.

Chiazaad is gemakkelijk en veelzijdig

Chiazaad kan direct uit het pak gegeten worden. Of je kunt het door je favoriete gerecht mengen: drankje, smoothie, muesli, ontbijtgraan, salade of wat dan ook. Chiazaad kan jaren bewaard worden!

Geschiedenis

Chiazaad (Salvia hispanica L) wordt al sinds 3500 v.Chr. gebruikt als belangrijke voedingsbron door de bewoners van Midden-Amerika. De plant behoort tot de lipbloemigen (Lamiaceae) en werd door de Azteken Chia genoemd.



De bewoners van Midden-Amerika gebruikten gel van chiazaad op wonden, voor verkoudheid, voor keelpijn, voor maagproblemen, slechte lichaamsgeur, prostaatproblemen, zelfs voor verstopping.



Voor de Azteken was chiazaad een echt krachtvoer. Ze aten de zaden om hun uithoudingsvermogen te vergroten. De Indianen uit het zuidwesten konden een hele dag rennen op één hand vol chiazaad. gemengd met alleen maar water. Ze gebruikten het om langs de Colorado rivier te rennen naar de Stille Oceaan om daar handel te drijven.



Gebruik:

De snelste en eenvoudigste manier om chiazaad te eten is om een eetlepel chiazaad in een glas water of sap te roeren en het een minuut of 5 te laten staan, dan nog een keer omroeren en opdrinken.



Chiazaad kan toegevoegd worden aan jam, notenspread, pindakaas, muelsi, ontbijtgranen, sauzen, soepen, enzovoorts, als een vervanging voor vet, voor extra energie en beter uithoudingsvermogen en voor een goede smaak.



Hier een recept voor het maken van een met een lichte nootsmaak (tenzij je er nog kruiden andere smaakmakers bij doet):

Doe negen delen water in een afsluitbare container. Roer er langzaam een deel chiazaad in. Goed roeren voorkomt klontvorming. Wacht een paar minuten en roer goed om eventuele klonten uit elkaar te halen. Dit nog een of twee keer herhalen. Je kunt dit tot 2 weken bewaren in de koelkast. Om de gel te gebruiken kun je het toevoegen aan de lijst van voedingsmiddelen die hierboven genoemd zijn. De structuur van de gel is zeer zacht met een nootachtige smaak. Je hebt ook 50 tot 70% volume toegevoegd zonder dat er veel calorieën en vetten in zitten, omdat de gel uit 90% water bestaat!. De overige 10% bevat alle goede stoffen van chiazaad!





Per 100g chiazaad: (daily value %)

Calorieën: 490 (2052 kJ) (24%)

Eiwit: 15.6 g (31%)



Totaal gehalte vet:30.8 g (47%)

Verzadigde: 3.2 g

Enkelvoudig onverzadigd: 2.1 g

Meervoudig onverzadigd: 23.3 g



Omega-3 vetzuren: 17.6 g

Omega-6 vetzuren: 5.8 g



Koolhydraten: 43.8 g (15%)

Voedingsvezel: 37.7 g (151%)

Calcium: 631 mg (63%)

Kalium: 160 mg (5%)

Fosfor: 948 mg (95%)

Zink: 3.5 mg (23%)

Mangaan: 2.2 mg (108%)

Natrium: 19 mg (1%)